Zorg (2)
vorige
volgende
 


We waren gebleven bij het interessante gegeven dat we bijna recht hebben op zorg als ons iets is overkomen waar we niets aan konden doen. Zodra we een beetje sneu zijn krijgen we een ‘ah gossie’ reactie op ons af. Dat is een heel fijne reactie om te ontvangen. Het is troostend. We hebben er bijna allemaal behoefte aan en daarom zijn we allemaal af en toe wel eens een beetje slachtoffer. Soms hoeft er echter helemaal niet iets erg naars gebeurd te zijn om behoefte te hebben aan zorg. Als we een tijdje druk zijn geweest en stress ervaren, kunnen we er ook al naar verlangen. Met een beetje geluk herinneren we ons allemaal onze moeder of oma of buurvrouw of desnoods schooljuffrouw die zei: ‘wat kijk jij sip, kom eens even bij mij zitten en vertellen wat er aan scheelt’. Aai over de bol en kopje thee erbij en dan ontspannen. Broodnodig! Herkent u het??
Wat mij nu opvalt is het volgende. Ik ben er niet zelf opgekomen, helemaal niet. Een collega van mij zei laatst: Het doel in mijn therapieën is om te bewerkstelligen dat slachtoffers zich ontwikkelen tot zorgvragers. Dat ene kleine zinnetje zette bij mij de denkradertjes in beweging. Dat komt zo: af en toe een beetje slachtofferen is geen ramp. Daar zal niemand over vallen, maar u herkent vast ook wel de mensen die slachtofferschap tot een gewoonte hebben gemaakt. Onbewust, tuurlijk, ik zeg niet dat het expres is, maar dat extreme slachtoffergedrag roept meestal niet zozeer zorg als wel wrevel op. ‘O nee, daar heb je hem/haar weer..’ Herkent u vast ook wel. De reden dat die wrevel ontstaat is natuurlijk het feit  dat iemand continu loopt te klagen. Op een bepaald moment hebben we niet zo’n zin meer om aan klagers zorg te verlenen of troost te bieden. Het gedrag van die personen is immers zo’n gewoonte geworden dat ze het label: ‘klager’ hebben gekregen en klagen mag ook niet (ongeschreven wet). ‘Dat soort mensen kun je niet troosten want ze luisteren niet, ze zijn ontroostbaar, sterker nog ze willen niet getroost worden’. (maar let wel: meestal zijn ze zich er niet eens van bewust dat ze klagen). Houd me ten goede, dat is niet wat ik vind maar wat ‘men’ denkt. Het heeft naar mijn (bescheiden maar boude) mening alles te maken met het punt dat in onze samenleving het vragen om zorg alleen legitiem is wanneer het medische zorg betreft. Als je een kwaal hebt, kun je naar de dokter gaan en mag je vertellen wat er aan scheelt. Als je geen kwaal hebt, dan moet je eigenlijk niet zeuren, want we hebben ‘allemaal wel eens wat’. Waar of niet?
We hebben dus eigenlijk nooit geleerd (ik generaliseer, maar u begrijpt me vast wel) om zorg te vragen. We hebben niet geleerd onze behoefte aan troost uit te spreken. We hebben wel geleerd om zorg te geven als zorg wordt opgeroepen, dus zijn we met zijn allen een beetje zorgoproepers geworden in plaats van zorgvragers. Ik vind dat zorgelijk. Nu is dit allemaal leuk en aardig, maar hoe kunnen we onze kinderen leren om zorg te vragen? Ziedaar de hamvraag, alwaar ik onvervaard volgende week een antwoord op zal pogen te geven.
Martine Clausen, zorgdrager.


Heeft u vragen of wilt u reageren: klik hier