Dom Keulen
Naar Duitsland
vorige
volgende
column 2010-1

vrijdag 12 december 2008 19:09

Het is vrijdag. Gewoon de laatste dag van de week. Maar mensen wat een week. Ongelofelijk. Eén ding is zeker. Diagnose kanker is als een wissel die op het laatste moment wordt aangetrokken waardoor de trein waarin je zit hortend naar een ander spoor wordt geleid. Het landschap dat je tegenkomt is ineens niet meer het vertrouwde en al snel heb je het gevoel dat de trein doordendert zonder dat jij er vat op hebt. Wanneer het dan buiten donker wordt verlies je alle grip en de schrik slaat je om het hart.
Als ik terug kijk op de weken sinds wij die diagnose kregen, dan klopt deze beeldspraak precies.

Na praten en overleggen met elkaar stemde Erik toch toe om mee te gaan naar Dr Gorter.
Gorter doet een aantal dingen waaronder behandelingen met hyperthermie, dendritische celtherapie en Iscador (maretak). De meeste mensen die bij hem komen zijn al uitbehandeld in het ‘reguliere’ circuit en hebben volgens de artsen nog maar een paar maanden te leven. Ik zei tegen Erik dat hij niet mee hoefde, ik wilde ook wel alleen gaan, maar dat werd hem te … gortig.

Afijn wij togen in de auto naar Keulen, halverwege de Veluwe begon het te sneeuwen en het werd steeds erger. Nu ben ik iemand die erg in tekens en signalen geloofd en ik begreep niets van die sneeuw. Als het de bedoeling was dat wij naar Keulen gingen, waarom werkte het weer dan tegen. Synchronistisch voelde dat niet goed. Maar ja, je maakt ook geen rechtsomkeer natuurlijk. We kwamen dus een uur later dan gepland bij het hotel dat conveniently op 2 minuten van de kliniek bleek te liggen. Ideaal! Erik ging onmiddellijk naar bed, ook al had hij best comfortabel gezeten in de auto, het had hem uitgeput. Dus daar zat ik om 4 uur ’s middags in een hotelkamer in Keulen naast een slapende, zieke, man. Erik had aangegeven dat ik voor hem daar niet hoefde te blijven. ‘Ga jij maar je plan trekken, ik zie je straks wel’ had hij gezegd. Eerst wilde ik dat niet doen, en ik rustte ook even, na die autorit, maar toen dacht ik: mens je zit in Keulen, daar ben je vorig jaar ook een keer geweest, ga even lekker naar het centrum kijken hoe het er in de winter is. Dus zo gezegd zo gedaan. Ik ging met de tram naar het centrum. Ik stapte opgewekt aan de verkeerde kant van de lijn in en vroeg een meisje bij welke halte ik voor het centrum uit moest stappen. Het meisje ging haar Engels oefenen, dat net zoals mijn Duits nog wat perfectionering behoeft, en ze was zo vriendelijk om me naar de U-bahn te begeleiden. Ze zette me de juiste richting op en ik bedankte haar herzlich. Vervolgens vroeg ik een mevrouw bij welke halte ik er uit moest, en ook deze dame was zo vriendelijk om samen met me uit te stappen en me te begeleiden in de richting van de Dom. Ik protesteerde, maar geen sprake van, stel dat ik de weg aan een onoirbaar sujet zou vragen, nee, hoor zij liep wel even mee. Onderweg vertelde ze me dat er wel 4 Weinachtsmarkte waren en legde ook nog eens uit waar. Dus ging ik voor het eerst in mijn leven een Duitse Kerstmarkt op. Het was erg gezellig, ik kan niet anders zeggen. Al die lichtjes en zo veel mensen, heel veel toeristen, en leuke prullaria, totaal overbodig maar wel gezellig. Dus best leuk om even over heen te wandelen.
Vervolgens toog ik naar de Dom, alwaar aan de voet, inderdaad een andere Weinachtsmarkt. Ook weer gezellig. Het sneeuwde nog altijd, dus ik moet zeggen dat er wel een echte Kerstsfeer hing.
Ik ging de Dom in. Toen ik vorig jaar in Keulen was had ik dat overdag gedaan, nu was het avond. De pracht van de glas en lood ramen is dan niet zo duidelijk te onderscheiden. Toch is de Dom evengoed een majestueus grote kathedraal. Wat een gebouw. Ik toog naar een zij nis waarvan ik me herinnerde dat er in een vitrine een aparte Maria met kind was waarvoor een hele stellage met kaarsjes. Ik brandde uiteraard een kaarsje en ging zitten. Ook al loop je daar dan ogenschijnlijk in die gezellige Kerstsfeer rond, je loopt wel in je eentje en je man ligt in bed, terwijl hij naast je had moeten lopen.
Ik voelde me behoorlijk alleen en triest. Ik ben absoluut a-religieus opgevoed, maar ik zat in de Dom en bad.
Op de terugweg was er wederom een zeer vriendelijke dame die met me mee ging de juiste u-bahn in, ik had het niet beter kunnen treffen. Hoe aardig was iedereen. Er moet wel een engeltje op mijn schouder meegereden hebben denk ik.
Erik lag nog altijd in bed. Hij had het koud en had ook het tweede dekbed over zich heen getrokken. Ik maakte wat müesli met Budwigpapje voor hem en wat fruit. Vervolgens ging ik beneden in het restaurant wat eten. Het was een klein en knus hotel. De restaurantzaal had zeggen en schrijven 6 tafels.
Ik bestelde een glas rode wijn en pakte het boek van Henk Trentelman tevoorschijn. Aan een tafeltje tegenover mij zaten 2 dames. Hoor ik ineens die ene zeggen: “Moet je zien, daar zit een vrouw alleen aan tafel, pakt maar een boek erbij. En daar een man alleen. Zit met de krant. Ongezellig he? Dat vind ik echt niks hoor, zo alleen in een hotel. Gatsie. Ja, misschien zijn ze wel voor hun werk hier, dat kan natuurlijk, maar dan zo in je eentje eten, nee niets voor mij…” De andere mevrouw draaide zich om en gluurde discreet naar mij. Ik legde mijn boek plat op tafel omdat ik niet wilde dat ze zagen dat ik Nederlands aan het lezen was. Ik grijnsde inwendig, me voorstellend dat ik zou zeggen: Nee hoor mevrouw ik ben niet alleen, mijn man, met kanker, ligt boven en kan niet meer dineren…
Ja, dat is een wrang geintje van me, maar ik sprak het dan ook niet uit. De volgende morgen ontbeten Erik en ik wel samen en kwam het stel weer binnen, waarschijnlijk waren ze toen erg verbaasd. Misschien dachten ze wel dat ik na het diner een vent had opgepikt…

Om half tien togen we richting Krankenhaus. De auto mocht op de parkeerplaats bij het hotel blijven staan. Het ziekenhuis was ronduit spic and span. Wat een brandschone en prettige omgeving. Heel licht en het voelde als een heel goed gebouw. Ik ben erg gevoelig voor sfeer zoals je inmiddels misschien wel begrijpt. Afijn. We werden door een vriendelijke assistente ontvangen en kregen koffie en thee. Vervolgens moesten we wat papieren invullen. In de lichte en ruime wachtkamer zaten nog meer mensen, een Amerikaan die zijn ziektegeschiedenis aan een ander stel zat te vertellen, en een meneer in een rolstoel met zijn vrouw. Uit een luidspreker klonk een soort DJ Tiësto muziek. Dat bevreemdde me een beetje, maar het voelde niet als een uitbehandelde tumorkliniek. Absoluut niet.

Al dra werden we door een lange gang naar een spreekkamer begeleid. Aan de linkerkant kwamen langs een mooie houten deur waarop stond Kapel. Die onthield ik even voor later. We mochten gaan zitten. Dr Gorter zou zó komen. Erik en ik namen plaats. Ineens realiseerde ik me dat deze organisatie Truus de Mier alle papieren van de artsen en de CT scan in de auto had laten liggen, dus ik als een haas terug gesneld naar de auto en weer terug. Ik was er eerder dan Dr Gorter en Erik keek vreemd op. En daar kwam dan eindelijk onze saviour, althans zo zag ik hem, binnen…
Wordt vervolgd


Heeft u vragen of wilt u reageren: klik hier